Geopenbaard vóór de Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 50 strofen.
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
1. Bij de met goedheid gezondenen.
2. En bij hen die verbrijzelen.
3. En bij hen, die heinde en ver verspreiden.
4. En bij hen die goed onderscheiden.
5. En bij hen die de vermaning toedienen,
6. Om tot verontschuldiging te brengen en te waarschuwen.
7. Voorwaar, hetgeen u is beloofd moet gebeuren.
8. Dus, als de sterren verduisterd zullen zijn.
9. En als de hemelen geopend zullen worden.
10. En als de bergen verstrooid zullen zijn.
11. En als de gezanten verzameld zullen worden.
12. Tot welke Dag is dit einde uitgesteld?
13. Tot de Dag der beslissing.
14. En wat weet gij ervan wat de Dag der beslissing is?
15. Wee op die Dag, degenen die loochenen.
16. Hebben Wij de vroegere (ongelovigen) niet vernietigd?
17. Wij zullen daarom die van latere tijden hen doen volgen.
18. Zo behandelen Wij de schuldigen.
19. Wee op die Dag degenen die loochenen!
20. Schiepen Wij u niet uit een kleine levenskiem
21. Die Wij op een veilige plaats bewaarden.
22. Voor een bepaalde tijd?
23. Zo hebben Wij bepaald. Hoe voortreffelijk zijn Wij in het bepalen!
24. Wee op die Dag degenen die loochenen!
25. Hebben Wij de aarde niet gemaakt om
26. De levenden en de doden te kunnen bevatten?
27. En hebben Wij er geen hoge bergen op geplaatst en u zoet (zuiver) watergegeven om te drinken.
28. Wee op die Dag degenen die loochenen.
29. Men zal zeggen: "Gaat naar (de straf) welke gij loochendet.
30. Begeeft u tot een schaduw van drie takken,
31. Die geen koelte geeft, noch beschermt tegen de vlam."
32. Ziet! Het (Vuur der hel) gooit vonken op als kastelen.
33. Alsof zij kamelen van een gele kleur waren.
34. Wee op die Dag degenen die loochenen!
35. Dit is een Dag waarop zij (de schuldigen) niet mogen spreken,
36. Noch zal hun worden toegestaan verontschuldigingen aan te bieden.
37. Wee op die Dag degenen die loochenen.
38. Dit is de Dag der beslissing; Wij hebben u en degenen die vroeger leefden bijeengebracht.
39. Indien gij nu enig plan hebt gebruikt het dan tegen Mij.
40. Wee op die Dag degenen die loochenen!
41. De godvruchtigen zullen te midden van schaduwen en bronnen wonen,
42. En fruit ontvangen, zoals zij zich mogen wensen.
43. (Men zal zeggen): "Eet en drinkt met smaak als beloning voor hetgeen gij placht te doen."
44. Voorwaar, zo belonen Wij degenen die goed doen.
45. Wee op die Dag degenen die loochenen.
46. "Eet en vermaakt u een poosje (in dit leven). Voorzeker, gij zijt de schuldigen."
47. Wee op die Dag degenen die loochenen.
48. En als er tot hen wordt gezegd: "Buigt u neder!" dan buigen zij zich niet.
49. Wee op die Dag degenen die loochenen.
50. In welk woord buiten dit zullen zij dan geloven?