Geopenbaard nà de Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 11 strofen.
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
1. Alles wat zich in de hemelen en op aarde bevindt verheerlijkt Allah, de Koning, de Heilige, de Almachtige, de Alwijze.
2. Hij is het Die onder de ongeletterden een boodschapper heeft verwekt die Zijn tekenen onder hen verkondigt en hen zuivert en hun het Boek en de wijsheid onderwijst, ofschoon zij voorheen in openbare dwaling verkeerden.
3. En ook anderen die dezen (gelovigen) nog niet hebben ontmoet. Hij is de Almachtige, de Alwijze.
4. Dat is Allah's genade, Hij schenkt haar aan wie Hij wil; en Allah is de Heer van grote genade.
5. Degenen die belast zijn met de Torah en deze niet naleven, zijn als een ezel die boeken draagt. Slecht is de staat van het volk dat de tekenen van Allah verwerpt. En Allah leidt het onrechtvaardige volk niet.
6. Zeg: "O gij Joden als gij denkt dat gij met uitsluiting van andere mensen de vrienden van Allah zijt, wenst dan de dood als gij de waarheid spreekt."
7. Maar zij zullen deze nooit wensen vanwege hetgeen hun handen hebben uitgevoerd. En Allah kent de onrechtvaardigen goed.
8. Zeg: "De dood waarvoor gij vlucht zal u zeker treffen. Dan zult gij tot de Kenner van het onzichtbare en zichtbare teruggebracht worden, en Hij zal u inlichten over hetgeen gij placht te doen."
9. O, gij die gelooft! Wanneer op Vrijdag de oproep tot het gebed is uitgezonden, haast u dan Allah gedachtig te zijn en verlaat de handel. Dit is beter voor u indien gij het weet.
10. En als het gebed geëindigd is, verspreidt u dan over het land en zoekt naar Allah's genade, en gedenkt Allah vaak, opdat gij moogt slagen.
11. Maar indien zji koopwaar of enig vermaak zien, gaan zij er haastig heen en laten u staan. Zeg: "Hetgeen bij Allah is, is beter dan vermaak en handel, en Allah is de beste Onderhouder."