Geopenbaard vóór de Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 128 strofen.
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
1. Het gebod van Allah is komende, verhaast het daarom niet. Heilig is Hij en verheven boven al hetgeen zij met Hem vereenzelvigen.
2. Hij zendt door Zijn gebod engelen met een Openbaring neder tot wie van Zijn dienaren Hij wil (zeggende): "Waarschuwt, dat er buiten Mij geen God is, vreest daarom Mij alleen."
3. Hij heeft de hemelen en de aarde in waarheid geschapen. Verheven is Hij boven al hetgeen zij met Hem vereenzelvigen.
4. En Hij heeft de mens uit een levenskiem geschapen, maar ziet deze is een openlijke redetwister.
5. En het vee heeft Hij geschapen, waarvan gij warmte en nut hebt terwijl gij er ook van als voedsel gebruikt.
6. En er is schoonheid in voor u wanneer gij het 's avonds naar huis drijft en wanneer gij het 's morgens laat weiden.
7. En zij dragen uw lasten naar een land, dat gij niet zonder grote moeilijkheid (voor uzelf) zoudt kunnen bereiken. Voorzeker, uw Heer is Liefderijk, Genadevol.
8. En paarden en muildieren en ezels (heeft Hij) geschapen opdat gij er op moogt rijden en tot sieraad (voor u). En Hij zal ook wat gij nog niet kent, scheppen.
9. En bij Allah berust het, de rechte weg (te tonen) en er zijn wegen die afwijken. En als Hij wilde, zou Hij u allen hebben geleid.
10. Hij is het, Die water voor u uit de wolken zendt, gij hebt er drank van en het doet bomen groeien, waarmede gij uw vee voedert.
11. En Hij doet daarmede koren voor u groeien, de olijf, de dadelpalm, de druiven en allerlei andere vruchten. Daarin is voorzeker een teken voor een volk dat nadenkt.
12. Hij heeft door Zijn gebod de nacht, de dag, de zon, de maan en de sterren in uw dienst gesteld. Voorzeker daarin zijn tekenen voor een volk dat overweegt.
13. En in de dingen, die Hij in verscheidene kleuren op aarde voor u heeft geschapen is voorzeker een teken voor een volk dat er lering uit wil trekken.
14. En Hij is het, Die de zee tot uw beschikking heeft gesteld opdat gij er vers vlees van moogt eten en er sieraden uit moogt nemen die gij draagt. En gij ziet er de schepen over varen opdat gij van Zijn overvloed moogt zoeken en dankbaar moogt zijn.
15. En Hij heeft hechte bergen op de aarde geplaatst opdat gij niet geschokt zult worden en rivieren en paden opdat gij de juiste weg moogt inslaan.
16. En merktekenen en door de sterren vinden zij (de mensen) de juiste richting.
17. Is dan Hij, Die schept gelijk aan iemand die niet schept? Wilt gij dan er geen lering uit trekken?
18. En indien gij de gunsten Van Allah wilt opsommen, kunt gij dat stellig niet doen. Voorzeker, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
19. En Allah weet wat gij verbergt en wat gij openbaart.
20. Maar degenen, die zij naast Allah aanroepen, scheppon niets, want zij zijn zelf geschapen,
21. Dood en niet levend, en zij weten niet wanneer zij zullen worden opgewekt.
22. Uw God is Eén God. En zij die in het Hiernamaals niet geloven hun hart is vervreemd (van waarheid) en zij zijn hoogmoedig.
23. Allah weet ongetwijfeld wat zij verbergen en wat zij openbaren. Hij heeft de hovaardigen voorzeker niet lief.
24. En wanneer er tot hen wordt gezegd: "Wat heeft uw Heer geopenbaard?", zeggen zij: "Het zijn slechts fabelen der ouden."
25. Dat zij op de Dag der Opstanding hun last ten volle mogen dragen en een gedeelte der last van degenen die zij zonder kennis doen dwalen. Ziet! slecht is hetgeen zij dragen.
26. Degenen, die vóór hen waren, smeedden ook plannen, maar Allah vernietigde hun gebouw tot in de grondvesten zodat het dak van boven op hen viel; en de straf kwam over hen vanwraar zij het niet vermoedden.
27. Dan zal Hij hen op de Dag der Opstanding vernederen en Hij zal zeggen: "Waar zijn Mijn medegoden, ter wille van wie gij placht te strijden?" Degenen, die met kennis zign begiftigd zullen antwoorden: "Schande en kwelling zullen deze Dag voorzeker over de ongelovigen zijn."
28. "Degenen, die de engelen doen sterven terwijl zij hun ziel onrecht aandoen zullen onderdanigheid aanbieden (en zeggen): "Wij deden geen kwaad." Neen, Allah weet, wat gij deedt.
29. Gaat daarom de poorten der hel binnen en vertoeft er in. Het tehuis der hovaardigen is slecht.
30. En wordt er tot degenen, die rechtvaardig handelden gezegd: "Wat heeft uw Heer geopenbaard?", dan zullen zij zeggen: "Het beste." Er is voor degenen, die goed doen, goeds in deze wereld doch het tehuis van het Hiernamaals is nog beter. Het tehuis der godvrezenden is inderdaad uitstekend.
31. Tuinen der eeuwigheid zullen zij binnengaan, waardoor rivieren vloeien. Zij zullen er in ontvangen wat zij wensen. Zo beloont Allah de rechtvaardigen.
32. Tot degenen, die de engelen doen sterven terwijl zij rein zijn, wordt gezegd: "Vrede zij u. Gaat de hemel binnen voor hetgeen gij deedt."
33. Zij (de ongelovigen) wachten op niets anders dan dat de engelen over hen komen of dat het gebod van uw Heer zal worden uitgevoerd. Degenen, die vóór hen waren deden dat evenzo. Allah deed hun geen onrecht aan, maar zij deden zichzelf onrecht aan.
34. Het boze dat zij deden trof hen en wat zij bespotten overviel hen.
35. De afgodendienaren zeggen: "Als Allah het zo had gewild zouden wij niets buiten Hem hebben aanbeden, wij noch onze vaderen; noch zouden wij iets buiten Zijn wil hebben verboden." Degenen, die vóór hen waren handelden evenzo. Maar zijn de boodschappers voor iets anders verantwoordelijk dan voor de duidelijke verkondiging?
36. En voorzeker Wij wekten onder elk volk een boodschapper op, "Aanbidt Allah en vermijdt de boze." Toen waren er sommigen onder hen die Allah leidde en er waren sommigen die bleven dwalen. Reist daarom op aarde rond en ziet wat het einde was der loochenaars.
37. Als gij (profeet) begerig zijt dat zij geleid zullen worden, weet dan dat Allah voorzeker degenen niet leidt, die (zich zelve) doen dwalen. Voor dezulken zijn er geen helpers.
38. En zij zweren bij Allah hun sterkste eden, dat Allah de doden niet zal doen herrijzen. Waarlijk het is een ware belofte maar de meeste mensen weten het niet.
39. Opdat Hij het hun duidelijk moge maken waarover zij verschilden en dat de ongelovigen mogen weten dat zij leugenaars waren.
40. Wanneer Wij iets willen, dan zeggen Wij slechts: "Wees", en het wordt.
41. En degenen, die (hun) huizen ter wille van Allah hebben verlaten, nadat hun onrecht was aangedaan, Wij zullen hun voorzeker een goed tehuis in de wereld geven; waarlijk de beloning van het Hiernamaals is groter; wisten zij het slechts!
42. (Voor) hen, die geduldig zijn en hun vertrouwen in hun Heer stellen.
43. En Wij zonden vóór u, slechts mannen aan wie Wij een openbaring gaven - vraagt daarom aan degenen, die de vermaning bezitten als gij het niet weet - met duidelijke tekenen en geschriften.
44. En Wij hebben de vermaning tot u gezonden, opdat gij aan het mensdom moogt uitleggen hetgeen tot hen werd nedergezonden, zodat zij mogen nadenken.
45. Voelen degenen die boze plannen verzinnen, zich er dan veilig tegen dat Allah hen in de grond zal doen verzinken, of dat de straf over hen zal komen vanwaar zij het niet bemerken?
46. Of dat Hij hen in hun handel en wandel zal treffen, zonder dat zij het kunnen verijdelen?
47. Of dat Hij hen geleidelijk ten onder zal brengen? Uw Heer is inderdaad Medelijdend, Genadevol.
48. Hebben zij niet gezien dat de schaduwen van al hetgeen Allah heeft geschapen zich van rechts en links bewegen en zich voor Allah nederwerpen terwijl zij nederig zijn.
49. En wat ook in de Hemelen is en welk schepsel ook op aarde bestaat onderwerpt zich aan Allah alsmede de engelen, en zij (allen) tonen geen hoogmoed.
50. Zij vrezen hun Heer boven hen en doen wat hun bevolen wordt.
51. Allah heeft gezegd: "Neemt geen twee goden. Er is slechts Eén God. Vreest daarom Mij alleen."
52. En aan Hem behoort hetgeen in de hemelen en op aarde is en Hem is voortdurende gehoorzaamheid verschuldigd. Wilt gij dan iets buiten Allah vrezen?
53. Welke zegeningen gij ook ontvangt, zij komen van Allah. En wanneer een kwelling over u komt, is het tot Hem dat gij om hulp roept.
54. Wanneer Hij dan uw kwelling van u verwijdert, ziet, dan vereenzelvigt een deel uwer andere (Goden) met hun Heer.
55. Zodat zij ondankbaar zijn voor hetgeen Wij hun hebben geschonken. Geniet dan en weldra zult gij te weten komen.
56. En zij bestemmen een gedeelte van wat Wij hun hebben geschonken voor datgene, waarvan zij geen kennis hebben. Bij Allah, gij zult zeker ondervraagd worden over al hetgeen gij hebt verzonnen.
57. En zij schrijven dochters aan Allah toe - Heilig is Hij - en zichzelf wat zij wensen (zonen).
58. En wanneer aan één hunner (de geboorte) van een meisje wordt gemeld, verduistert zijn gezicht en hij is vol toorn.
59. Hij verbergt zich voor het volk vanwege het slechte nieuws dat hem is aangekondigd; zal hij haar in weerwil van schande behouden of haar in het stof begraven? Voorwaar, slecht is hetgeen zij besluiten.
60. Het kenteken van degenen die niet in het Hiernamaals geloven is slecht, terwijl Allah's kenteken het beste is, Hij is de Almachtige, de Alwijze.
61. En indien Allah de mensen voor hun onrechtvaardigheid zou straffen, zou Hij geen levend schepsel op aarde achterlaten, maar Hij geeft hun uitstel tot een vastgestelde termijn, en wanneer hun tijd is gekomen kunnen zij deze niet voor een enkel uur uitstellen of vervroegen.
62. En zij schrijven aan Allah toe waar zij niet van houden (dochters); hun tong spreekt leugen, nl. dat hun het beste gewordt. Ongetwijfeld komt het vuur hun toe waaraan zij zullen worden overgeleverd.
63. Bij Allah, Wij zonden (boodschappers) tot de volkeren die vóór u waren; maar Satan deed hun werken voor hen schoon schijnen. Daarom is hij nu (in deze wereld) hun vriend en (in het Hiernamaals) zullen zij een smartelijke straf ontvangen.
64. En Wij hebben alleen dit Boek tot u nedergezonden, opdat gij hun hetgeen waarover zij verschillen moogt uitleggen en tevens als leiding en barmhartigheid voor de mensen die geloven.
65. En Allah heeft water uit de hemel nedergezonden en er de aarde na haar dood mee opgewekt. Daarin is voorzeker een teken voor een volk, dat wil luisteren,
66. Ook het vee bevat voorzeker een les voor u. Wij geven u van hetgeen in hun buik is, van tussen het uitwerpsel en het bloed, n.l. melk, zuiver en aangenaam voor degenen die drinken,
67. En van de vrucht der dadelpalmen en druiven maakt gij een bedwelmende drank en een goed voedsel. Voorwaar, daarin is een teken voor een volk dat zijn verstand gebruikt.
68. En uw Heer heeft de bij bezield, (zeggende): "Maakt huizen in de heuvels en in de bomen en in hetgeen men bouwt."
69. "Eet dan van alle soorten vruchten en volgt onderdanig de wegen van uw Heer." Er komt uit hun buik een vloeistof (honing) van verschillende tinten voort waarin genezing is voor de mens. Voorzeker, daarin is een teken voor een volk dat nadenkt.
70. En Allah schept u, dan doet Hij u sterven, en er zijn sommigen onder u die een hoge ouderdom bereiken, waardoor zij na kennis te hebben vergaard, niets meer weten. Voorzeker, Allah is Alwetend, Almachtig.
71. En Allah heeft sommigen uwer boven anderen in levensonderhoud bevoorrecht. Maar degenen die Hij bevoordeelde geven hun bezit niet aan hun ondergeschikten, zodat deze er gelijk in zullen worden. Willen zij de gunst van Allah dan verloochenen?
72. En Allah heeft uit uw midden echtgenoten voor u gemaakt en heeft u van uw echtgenoten kinderen en kleinkinderen geschonken en u van goede dingen voorzien. Willen zij dan in valse dingen geloven en de gunst van Allah verloochenen?
73. En zij aanbidden naast Allah dingen (afgoden) die over hun levensonderhoud van de hemelen of van de aarde in het geheel niet beschikken, noch enige macht bezitten.
74. Sehrijf daarom geen gelijken aan Allah toe. Voorzeker Allah weet (alles), en gij weet niets.
75. Allah geeft de gelijkenis van een slaaf, die nergens macht over heeft; en van iemand die Wij van een ruim levensonderhnud hebben voorzien, die er heimelijk en openlijk van besteedt. Zijn zij gelijk? Alle lof komt Allah toe! Maar de meesten hunner weten het niet.
76. En Allah geeft een gelijkenis van twee mannen: een hunner is stom, heeft nergens macht over en is een last voor zijn meester; waar hij hem ook heenzendt, hij brengt (hem) niets goeds mee. Kan deze gelijk zijn aan hem die rechtvaardigheid gelast en die zelf op het rechte pad is?
77. En aan Allah behoort het Onzichtbare van de hemelen en van de aarde. En het geval van het Uur is als een oogwenk, neen, het is nog sneller. Voorzeker, Allah heeft macht over alle dingen.
78. En Allah bracht u terwijl gij niets wist, uit de baarmoeder van uw moeder voort en gaf u oren, ogen en hart, opdat gij dankbaar moogt zijn.
79. Zien zij niet, dat de vogelen in het gewelf van de hemel in onderdanigheid worden gehouden? Niemand houdt ze tegen dan Allah. Voorwaar, daarin zijn tekenen voor een volk dat wil geloven.
80. En Allah heeft van uw huizen een rustplaats voor u gemaakt, ook heeft Hij van de huiden van het vee woonplaatsen voor u gemaakt die gij licht vindt, op de tijd waarop gij reist en op de tijd waarop gij halt maakt; en van hun wol, hun vachten en hun haar maakt gij meubelen en gebruiksartikelen, voor een (bepaalde) tijd.
81. En Allah heeft van hetgeen Hij heeft geschapen dingen voor u gemaakt die schaduw geven, en Hij heeft in de bergen schuilplaatsen voor u gemaakt; Hij heeft klederen voor u gemaakt die u tegen hitte beschermen en harnassen die u in uw oorlogen beschermen. Zo volmaakt Hij Zijn gunsten aan u, opdat gij u moogt onderwerpen.
82. Maar indien zij zich afwenden zijt gij (de profeet) alleen voor de duidelijke verkondiging verantwoordelijk.
83. Zij erkennen de gunst van Allah en toch verloochenen zij deze; de meesten hunner zijn ongelovigen.
84. En de dag, waarop Wij uit elk volk een getuige zullen opwekken zal het degenen die niet geloven, niet worden toegestaan (zich te verontschuldigen), noch zal hun worden toegestaan naar Gods gunst te dingen.
85. En wanneer degenen die kwaad verrichten de straf in werkelijkheid zien, zal deze voor hen niet worden verlicht noch zal hun uitstel worden verleend.
86. En wanneer de afgodendienaren hun afgoden zullen zien, zullen zij zeggen: "Onze Heer, dezen zijn onze goden, die wij buiten u aanbaden." Maar zij (afgoden) zullen tegenwerpen: "Gij zijt voorzeker leugenaars."
87. En op die dag zullen zij aan Allah onderwerping aanbieden en al hetgeen zij verzinnen zal hun falen.
88. Degenen die verwerpen en anderen van de weg van Allah afhouden - Wij zullen straf bij hun straf voegen omdat zij onheil stichtten.
89. En (gedenk) de dag waarop Wij onder elk volk een getuige tegen hen uit hun midden zullen verwekken en u (profeet) als getuige tegen dezen zullen brengen. Wij hebben u het Boek nedergezonden, alles verklarend, als leiding, barmhartigheid en blijde tijding voor hen die zich onderwerpen.
90. Voorwaar, Allah gelast u goed met goed (te vergelden) en wel te doen aan anderen en te geven als aan verwanten; en verbiedt onbetamelijkheid, kwaad en opstand. Hij raadt u aan dat gij er lering uit trekt.
91. En vervult het verbond met Allah, wanneer gij een verbond sluit; en breekt geen eden na hun bekrachtiging, terwijl gij Allah tot uw Borg hebt gemaakt. Voorzeker, Allah weet wat gij doet.
92. En weest niet zoals zij die haar garen in stukken breekt nadat zij het sterk heeft gemaakt. Gij maakt uw eden onderling tot een middel van bedrog, uit vrees dat het ene volk machtiger dan het andere zou worden. Voorzeker, Allah beproeft u daarmee en op de Dag der Opstanding zal Hij het u duidelijk maken waarover gij verschildet.
93. En als Allah had gewild, zou Hij u voorzeker tot één volk hebben gemaakt; maar Hij laat hem die wil, dwalen en leidt hem die dit wenst, en gij zult zeker worden ondervraagd betreffende hetgeen gij doet.
94. En maakt uw eden niet tot een middel van bedrog onder elkander; anders zal uw voet uitglijden nadat hij stevig heeft gestaan en gij zult het kwade ondergaan omdat gij ook anderen van het pad van Allah hebt afgehouden; en er zal voor U een strenge straf zijn.
95. En verkoopt het verbond van Allah niet voor een geringe prijs. Hetgeen bij Allah is, is voorzeker beter voor u, wist gij het slechts.
96. Hetgeen gij hebt, zal voorbijgaan maar hetgeen bij Allah is, is blijvend. En Wij zullen degenen die standvastig zijn, voorzeker hun beloning geven naar het beste van wat zij doen.
97. Die juist handelt, hetzij man of vrouw en een gelovige is, hun zullen Wij voorzeker een goed leven schenken; en gewis zullen Wij hen belonen naar hun beste werken.
98. En wanneer gij de Koran voordraagt, zoekt dan uw toevlucht tot Allah tegen Satan de verworpene.
99. Voorzeker hij heeft geen macht over degenen die geloven en die vertrouwen in hun Heer stellen.
100. Zijn macht heerst alleen over degenen die met hem vriendschap aanknopen en die anderen met God vereenzelvigen.
101. En wanneer Wij het ene teken in plaats van het andere brengen - en Allah weet het beste wat Hij openbaart - zeggen zij: "Gij verzint slechts." Neen de meesten hunner weten het niet.
102. Zeg: "De Geest van heiligheid heeft het van uw Heer met waarheid nedergebracht, opdat Hij degenen die geloven, moge versterken en als leiding en blijde tijding voor hen die zich onderwerpen."
103. En Wij weten inderdaad dat zij zeggen dat het slechts een man is, die hem (de profeet) onderwijst. De taal van hem die zij bedoelen is vreemd, terwijl dit de duidelijke Arabische taal is.
104. Degenen die in de tekenen van Allah niet geloven, Allah zal hen voorzeker niet leiden en er zal voor hen een smartelijke straf zijn.
105. Voorzeker slechts zij verzinnen leugens die in de tekenen van Allah niet geloven; zij zijn de leugenaars.
106. Wie Allah verwerpt, na te hebben geloofd - behalve hij die wordt gedwongen terwijl zijn hart in het geloof vrede blijft vinden - en zijn hart voor het ongeloof opent, op hem rust Allah's toorn; en er zal een grote straf voor hem zijn.
107. Dit komt doordat zij het tegenwoordige leven boven het Hiernamaals hebben verkozen, en omdat Allah het ongelovige volk niet leidt.
108. Dezen zijn het op wier hart, oren en ogen Allah een zegel heeft gelegd. En dezen zijn de achtelozen.
109. Dit zullen ongetwijfeld in het Hiernamaals de verliezers zijn.
110. Dan is uw Heer voorzeker voor degenen die ontvluchten, nadat zij worden vervolgd en ter wille van Allah hun best doen en geduld tonen, Vergevensgezind, Genadevol.
111. De dag waarop elke ziel voor zichzelf komt pleiten, dan zal elke ziel ten volle worden vergoed voor hetgeen zij deed en haar zal geen onrecht worden aangedaan.
112. En Allah geeft de gelijkenis van een stad, die in rust en vrede was en wier voorziening in overvloed van alle kanten tot haar kwam; maar zij was ondankbaar voor de gunsten van Allah en daarom deed Allah honger en vrees over haar komen voor hetgeen zij deed.
113. En er was inderdaad een boodschapper uit hun midden tot hen gekomen maar zij verloochenden hem, en daarom achterhaalde hen de straf, terwijl zij onrecht begingen.
114. Eet daarom van de wettige goede dingen waarvan Allah u heeft voorzien; en weest dankbaar voor de gunst van Allah, indien gij Hem alleen aanbidt.
115. Hij heeft alleen het gestorvene, bloed, varkensvlees en hetgeen waarover de naam van een ander dan Allah is aangeroepen voor u verboden. Maar voor hem, die door noodzaak wordt gedreven (om te eten) terwijl hij niet wil, noch de grens wil overschrijden, is Allah voorzeker Vergevensgezind, Genadevol.
116. En zegt niet - vanwege de leugens die uw tong spreekt - "Dit is wettig en dat is onwettig.", om een leugen tegen Allah te verzinnen. Degenen, die een leugen tegen Allah verzinnen, slagen nooit.
117. Een kort vermaak, maar er zal een smartelijke straf voor hen zijn.
118. En Wij verboden voordien de Joden al hetgeen Wij u hebben vermeld. En Wij deden hun geen onrecht aan doch zij handelden onrechtvaardig jegens zichzelf.
119. Uw Heer is voorzeker - voor degenen die in onwetendheid kwaad doen, en daarna berouw hebben en goed maken - Vergevensgezind, Genadevol.
120. Abraham was inderdaad een voorbeeld van deugd, oprecht, gehoorzaam aan Allah en hij behoorde niet tot de afgodendienaren.
121. Dankbaar voor Zijn gunsten; Hij verkoos hem en leidde hem naar het rechte pad.
122. En Wij schonken hem het goede in deze wereld en in het Hiernamaals zal hij zeker tot de rechtvaardigen behoren.
123. Dan hebben Wij u (Mohammed) geopenbaard, "Volg de weg van Abraham, de oprechte, die geen afgodendienaar was."
124. De Sabbat was alleen aan degenen opgelegd, die daaromtrent van mening verschilden; en op de Dag der Opstanding zal uw Heer voorzeker onder hen rechten omtrent hetgeen waarover zij verschillen.
125. Roep tot de weg van uw Heer met wijsheid en goede raad en redetwist met hen op een gepaste wijze. Voorzeker uw Heer weet het beste wie van Zijn weg is afgedwaald; en Hij kent degenen goed die juist geleid zijn.
126. En indien gij vergeldt, doe dit dan naar mate u onrecht werd aangedaan; maar als gij geduld toont dan is dat voorzeker het beste voor degenen die geduldig zign.
127. En wees geduldig, voorwaar uw geduld is alleen met de hulp van Allah (mogelijk). En treur niet over hen (de ongelovigen), noch maak u ongerust over hun plannen.
128. Voorwaar, Allah is met degenen, die (God) vrezen en goeddoen.